Inleiding
Etherische oliën kunnen op vele manieren worden toegepast.
Voor gewoon een lekkere geur, in huis en op jezelf, maar ook voor medicinale en
andere therapeutische doeleinden. Ze werken op het lichaam en de geest.
Je kunt ze gebruiken in je badwater, vermengen met je crèmes
voor je lichaam en gezicht, shampoo, mengen met basisoliën en en je eigen olie
maken ter verzorging. Ze kunnen in een verdamper, je kunt ze door je eten
mengen, ze gebruiken bij een kleimasker, toevoegen als geur voor de schoonmaak in je huis, ook op spiritueel vlak, kortom, er zijn vele mogelijkheden.
Etherische olie wordt ook wel essentiële olie of aromatische
essence genoemd.
In deze cursus/boekje vindt je geen lijsten van de oliën en aparte
beschrijvingen. Er zijn al vele boeken waar dit in staat beschreven. Enkele
hiervan kun je achterin in de literatuurlijst terug vinden.
In deze cursus kun je iets lezen over de geschiedenis, de
achtergronden en de eigenschappen van etherische oliën, hun mogelijkheden,
werking en hoe ze toe te passen.
Het hoe en waarom, wat je meer inzicht geeft in de
toepassing en het gebruik van deze heerlijke oliën.
Je vind tips en informatie over veilig gebruik van de oliën
voor de leek. Er wordt duidelijk uitgelegd hoe je zelf een geurwatertje kunt
maken en een maceraat. En natuurlijk wat een maceraat dan eigenlijk is, wat een
basisolie is en meer. Er staan recepten in, en je vindt alle informatie om zelf
een lekker recept te kunnen samenstellen. Voor een kleimasker, een massageolie,
een crèmepje enz.
Etherische oliën zijn puur natuur en als zodanig prikkelen
ze onze zintuigen op alle fronten!
De grondleggers van de aromatherapie.
De vroegste kennis over aromatherapie vindt men bij de
Chinezen, omstreeks 4500 v. Chr.
Daar had het een belangrijke plaats in de geneeskunde.
In de Vedische geschriften van India (ongeveer 2000 v. Chr.)
worden meer dan 700 substanties beschreven, waaronder kaneel, mirrhe, gember,
koriander, sandalwood en jatamansie. Toen al werden oliën ook therapeutisch
gebruikt en niet uitsluitend voor religieuze doeleinden.
De meest beroemde en rijkste associaties met de eerste
aroma’s komen uit de Egyptische cultuur. Op papyrusrollen daterend rond 2800 v.
Chr. (Khufu-periode) staan al verslagen over vele medicinale kruiden. Er zijn
ook papyrusrollen gevonden met een latere datering van ongeveer 2000 v. Chr.
waarop vele fijne oliën en uitgelezen parfums staan beschreven die de tempels
geuren, waarmee elke Godheid zich in blijdschap verheugd.
Aromatische oliën en balsems zoals ceder en mirrhe werden
gebruikt voor het balsemen van de overledenen. De restanten hiervan zijn
teruggevonden in aardenwerken potten die in de tombes stonden, samen met
sporeresten van harsen en oliën, zoals styrax en frankincense.
Op stenen tabletten in de Nijlvallei staan inscripties met
complete verslagen over het verloop van de processen van het bereiden van oliën,
balsems en zelfs gefermenteerde likeuren.
De Egyptenaren stonden bekend om hun expertise betreffende
schoonheidsbehandelingen en de geneeskunde en hun kennis van etherische oliën.
Een voorbeeld hiervan is “Kyphi”, een recept die bestond uit een mix van 16
verschillende ingrediënten. Dit middel kon zowel als parfum en wierook gebruikt
worden, maar ook inwendig. Het zou de werking van gif tegengaan, maar ook
anti-septisch, kalmerend en verzachtend werken. Tevens was het goed voor een
ontspannen slaap, om dromen te verhelderen en angsten weg te nemen.
Rond 1240 v. Chr. vertrokken de Joden uit Egypte naar
Israël. Zij namen vele harsen, balsems en oliën mee en ook de kennis erover.
Phoenicische handelaren exporteeerden geurolien en harsen
uit Arabië en zo langzaam aan breidde dit zich verder uit naar het hele
Mediterraanse gebied, met name Griekenland en Rome.
De Grieken leerden veel van de Egyptenaren en de Romeinen op
hun beurt weer van de Grieken.
Twee Griekse geleerden, Herodotus en Democratus, bezochten Egypte
rond 600 v. Chr. Zij maakten verslagen over de parfumerie en natuurlijke
therapeutica’s die ze tijdens hun reizen tegenkwamen. Herodotus beschreef als
eerste de destillatie van terpentijn en maakte aantekeningen over parfums en
allerlei andere zaken aangaande geurende materialen.
Een andere griek, Discorus, heeft een diepgaande studie
gemaakt van het gebruik van planten en aroma’s door de Grieken en de Romeinen. Zijn
verslag hierover staat bekend als “De herbarius”.
Hippocrates, (geb. 460 v. Chr.) een nu nog bekende Griekse
geneesheer (hij wordt beschouwd als de grondlegger van de huidige medische wetenschap!) schreef talloze boeken
over geuren, aroma’s en hun toepassing.
Inmiddels waren de aromatische oliën helemaal ingeburgerd in
het dagelijkse leven van de Romeinen. Ze pasten de oliën bij van alles toe; de
verzorging van hun huid en haar, bij massages, bij ziekten, wondverzorging enz.
Na de val van Rome en de opkomst van het Christendom, vluchtten
veel Romeinse artsen naar Constantinopel. Zij namen vele boeken mee, waaronder
de boeken van Hippocrates. Deze boeken werden vertaald in het Perzisch,
Arabisch en andere talen. Het Byzantijnse Rijk ging tenslotte ook ten onder en
de kennis ging door naar de Arabische wereld.
Een Arabische geleerde, Avilenna genaamd ontwikkelde
verfijnde technieken om te destilleren. Met deze technieken produceerde hij
zeer zuivere essentiéle oliën. Eigenlijk was dit een herontdekking, maar dat wist
de beste man niet. We hebben namelijk in de vorige eeuw ontdekt dat destillatie
ook rond 3000 v. Chr. al bekend was. Maar hoe dan ook, Avilenna schreef vele
boeken over aroma’s. Eén van de populairste geurtjes werd het Rooswater. De
Kruisvaarders namen dit mee van hun reizen en zo kwam het in Europa terecht.
Behalve Rooswater, werden ook andere exotische essences door
hun meegenomen naar Europa. Ook de methode van het destilleren. In de dertiende
eeuw waren de Arabische parfums in heel europa bekend en bijzonder gewild.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen in Europa bestrooiden de mensen hun vloer
met aromatische kruiden. Om een lekkere geur te krijgen in huis en als
bestrijding tegen ongedierte. De mensen droegen ook kleine kruidenboeketjes ter
bescherming tegen de plaag en andere infectieziekten. Dit hielp natuurlijk
niet, maar dat wist men toendertijd uiteraard niet.
Zo langzamerhand begon men in Europa ook te experimenteren
met het produceren van etherische oliën van inheemse planten zoals Lavendel,
Rozemarijn en Salie.
In de zestiende eeuw kon je gewoon bij de apotheek
etherische oliën en bijv. Lavendelwater kopen.
Na het uitvinden van de boekdrukkunst, kwamen er boeken over
kruiden en etherische oliën op de markt. Tijdens de Renaissance vormden de
aromatische stoffen de hoofdbescherming tegen epidemiën en vulden de schappen
van de apotheken.
In deze tijd begonnen de pharmaceuten de vele etherische
oliën te analyseren en men maakte hier keurig verslag van.
De parfum- en destillatie-industrie floreerde. Eén van de
bekendste plaatsen is Grasse, in Frankrijk.
Aan het einde van de 17de eeuw kwam er een
duidelijke scheiding tussen de parfum en de destillatie-industrie.
Begin 19de eeuwe kwam de
wetenschappelijk-industriële revolutie goed op gang. Door nieuwe kennis kon men
de bestanddelen van etherische oliën veel beter identificeren. Er werden namen
gegeven aan de werkzame stoffen zoals geraniol, citronellol en cineol. Dankzij
deze kennis kon men geneesmiddelen ook synthetisch gaan produceren en daardoor
raakten natuurlijke kruiden en aromatische “remedies” op de achtergrond. In het
midden van de vorige eeuw werden ze eigenlijk alleen nog maar gebruikt in
parfums, cosmetica en voeding.
Vader van de armomatherapie
De Fransman R. H. Gattefossé, een chemicus, bestudeerde de
eigenschappen van etherische oliën. Hij heeft veel boeken gescheven waaronder
“The practise of Aromatherapie”. Deze man wordt gezien als de vader van de
huidige aromatherapie. In 1928 lanceerde hij dan ook de naam “Aromatherapie”.
Nog een leuk weetje: In 1904 bewees Cuthbert Hall dat de
anti-septische werking van Eucalyptus-olie veel sterker was in zijn natuurlijke
vorm dan zijn geïsoleerde hoofdbestanddeel eucalyptol of cineol. Overigens,
Gattefossé was ook al tot deze conclusie gekomen.
Eigenschappen op de huid
De Oostenrijkse Marguerite Maury was de eerste niet-medische
persoon die de krachtige en doordringende eigenschappen van etherische oliën op
de huid bestudeerde. Zij baseerde haar werk op de onderzoeken van Valnet en
Gattefossé. Zij bewees dat etherische olie snel door de huid wordt opgenomen en
heel effectief werkt. Maury is dan ook de grondlegster van het gebruik van
etherische olie in de gezondheids- en schoonheidstherapie.
Zelfs hedentendage zijn er laboratoria in Duitsland en
Italië die gespecialiseerd zijn in het onderzoek van etherische oliën.
De vier grote eigenschappen van etherische oliën
Etherische oliën zijn antiseptisch (antibacterieel,
antimocrobe en antiviraal), defloculerend, afdrijvend (drainerend en
eliminerend) en hervitaliserend op celniveau.
1. Antiseptisch wil zeggen dat ze dodelijk zijn voor
microben (dit zijn micro-organismen). Ze elimineren microben en pathogene
(ziekmakende) virussen die het levende organisme aanvallen. Soms werken ze
zelfs beter als de klassieke antibiotica, omdat ze ook een bacterio-statische
en bacteriolytische werking hebben.
2. Defloculerend oftewel ontvlokkend houdt in dat etherische
oliën een oplossende werking hebben. Ze bevorderen de afbraak van slijm en
kristallen die ontstaan bij de stofwisseling, zoals bij het eten van veel vlees
en zetmeel. Ze normaliseren het humorale (betreffende de lichaamsvochten:
bloed, slijm, witte en zwarte gal) systeem.
3. Ze zijn ook eleminerend en zuiverend (= verwijderend uit
het lichaam). Ze aktiveren de vier emunctoria of uitscheidingsorganen. Dit
vindt plaats via de huid (met de klieren), de nieren, de longen en de
ingewanden (lever en galblaas). Etherische olie werkt drainerend omdat het de
afval, oplosbare en onoplosbare overblijfselen van de lichaamsvochten naar de
bovengenoemde organen stuurt.
4. Etherische oliën zijn hervitaliserend. Etherische oliën
dringen diep door in de weefsel en cellen. Ze bereiken zelfs de kleinste
atomische moteren. Hier werken ze balancerend op de snelheid van de elektronen;
werken herstellend op de perifere holtes; reinigen als twee ongelijksoortige
stoffen op elkaar inwerken in de cel. Ze zorgen dus voor een harmoniserende
verdeling van de atomische energie van de levende stof en in de cellen zelf.
We kunnen dus zeggen dat ze als volgt werken:
ü
Voor de huid en het bindweefsel:
- stimulerend,
verstevigend, verjongend, doorbloedingsbevorderend, voedselopnamebevorderend,
ontsmettend en ontgiftend
ü
Voor de bloedsomloop:
- versnellend,
ontgiftend en zuiverend en versoepelend en versterkend voor de vaatwanden
ü
Voor het lymfestelsel:
- versnellend
en verbeterend op de lymfedrainage
ü
Voor het spierweefsel:
- verhogend
op de elasticiteit, verminderd spierpijnen en krampen
ü
Voor het zenuwstelsel:
- kalmerend,
voedend en evenwicht brengend en daardoor verbeteren ze de werking van de
organen.
ü
Voor de klieren:
- regulerend
op de zweet- en huiduitscheiding en ze
oefenen invloed op de uitscheiding van het verdere endocriene systeem.